Ingooigem, Tiegem, Anzegem zijn plaatsen waar zich vanaf de 5de eeuw de Germaanse families van Ingwi, Tiabod en Ansold vestigden, en vanuit die nederzettingen ontwikkelden zich verder woonkernen. Vichte (oorspronkelijk Vehta, Fifta) daarentegen is een dorp dat, op een bepaalde datum gesticht werd, in dit geval door een gereputeerde ridderfamilie uit Petegem (bij Oudenaarde). Als dat geen eer is!
Wat de graven van Vlaanderen in de middeleeuwen vooral nodig hadden, wilden ze in woelige tijden stand houden, was prestige, trouwe ridders en een goede verstandhouding met de kerk. Daarom sloot graaf Robrecht II een bondgenootschap met de aartsbisschop van Reims, die destijds het bisdom Doornik bestuurde. Hij schonk de monniken van Saint-Thierry bij Reims in 1090 een stuk grond aan de westelijke oever van de ‘Fifta’, de huidige Kasselrijbeek. Ze begonnen daar een klooster te bouwen, maar dit werd geen succes: 6 jaar later bleef er slechts een ruïne over. Gelukkig voor Vichte verschenen even later de heren van Peteghem op het toneel.
Graaf Robrecht II nam vanaf 1096 deel aan de eerste kruistocht. Samen met Godfried van Bouillon veroverde hij Jeruzalem, vandaar zijn eretitel ‘Robrecht II van Jeruzalem’. Ingelbert IV van Peteghem vocht met hen mee. Hij had zich trouwens eerder al onderscheiden in de strijd tegen Ename, dat deel was van het Heilig Roomse Rijk. Zijn jongste zoon, Goswin, koos net als zijn vader voor een leven als ridder in dienst van de graaf.
Boudewijn VII, opvolger van Robrecht II in 1111, beloonde Goswin van Peteghem door hem een stuk grond, deze keer op de rechteroever van de Fiftabeek te schenken. Goswin begon de grond te ontginnen en bouwde voor zichzelf wellicht een houten verdedigingstoren op een kunstmatige heuvel (een ‘motte’). Veel later werd die dan uitgebouwd tot het unieke mottekasteel dat we nu kennen. Vrij snel kreeg Goswin al de prestigieuze titel ‘eerste erfachtig maarschalk van Vlaanderen’.
Goswin liet meteen ook, met de hulp van monniken uit Reims, een natuurstenen zaalkerkje met klokkenmuur bouwen, naar Frans model. Klokken waren oorspronkelijk ophangen in een dikke muur i.p.v. een toren (die werd pas later vervolledigd in hout). Nu vind je dergelijke kerkjes alleen nog in het Zuiden van Frankrijk. In 1119 erkent Lambertus, bisschop van Noyon en Doornik, in een oorkonde de kerk van Goswin als de nieuwe parochiekerk van het dorp Vehta.
Het was een ‘eigenkerk’, wat toen uitzonderlijk was. Dit verhoogt de status van de heer. De heer had zijn zeg in de benoeming van de pastoor en de kerk mocht het grootste deel van zijn inkomsten behouden. Hiertegen protesteerde destijds Erpolfus, de toenmalige deken en pastoor van Ingooigem, want hij kreeg geen rechten op deze nieuwe ‘eigenkerk’ op zijn grondgebied…
Dit jaar vieren we dus met gepaste trots het 900 jarig bestaan van een uniek dorp en unieke parochie! Het boek ‘van der Vichte’ van Leonard Blockeel wordt opnieuw uitgegeven en in het kermisweekend 5-6-7 juli worden tal van feestelijkheden georganiseerd.
Pol Ostyn