Nieuwe tijd (16e - 18e eeuw)

Trammelant tussen baljuw en pastoor

De strapatsen van E.H. Mussele en de weerstand van Frans de Cocq

Rond 1700 kon er in Vichte niets gebeuren zonder dat ene Frans de Cocq (†1714) zijn zegen gaf. Als griffier en opperbaljuw vertegenwoordigde hij immers het vorstelijke gezag op de gemeente.

In die hoedanigheid was De Cocq tegelijkertijd hoogste politieambtenaar en openbaar aanklager, en inde tevens boetes en belastingen.  Bovendien bezat de familie de Cocq heel wat landbouwgronden en hoeves in het dorp, en was ze bijgevolg ook erg invloedrijk en machtig onder de pachters.  Nu nog herinnert de statigheid van zijn woonst – de bekende hoeve “Schaliënhof” in de Deerlijkstraat – aan deze belangrijke figuur uit de dorpsgeschiedenis die thans onder een witmarmeren zerk aan de Oude Kerk rust.

In 1686 schreef De Cocq een belastend rapport aan de kerkelijke rechtbank van het Bisdom Doornik. Daarin doet de baljuw nauwgezet relaas van de liederlijke levenswandel van E.H. Mussele, de dorpspastoor. Hij beticht de priester er zonder omwegen van een wel erg onchristelijk leven te leiden. Zijn gedetailleerd verslag van het gebeuren is – indien waar – op zijn minst opzienbarend. Te meer Johannes Mussele maar liefst 21 jaar lang onze dorpsherder was (1667-1686). Het is dus maar zeer de vraag of er geen achterliggende agenda was die de aangifte van de pastoor door de baljuw heeft beïnvloed: een botsing tussen de wereldse en de religieuze macht? Of een afrekening tussen een elitaire, machtsbeluste baljuw en een populaire, volkse pastoor? We zullen het allicht nooit weten. Maar De Cocq is alleszins in zijn opzet geslaagd: Mussele werd in 1687 vervangen door Ignaas Waffelaert, nota bene de zoon van de baljuw van Helkijn.

En zo staat, dankzij de vernietigende pen van De Cocq, pastoor Mussele thans geboekstaafd als een erg schijnheilige geestelijke die zo uit een roman van Willem Elsschot lijkt te zijn weggelopen. Leest u even mee:

Wij, baljuw, burgemeester en schepenen, alsook griffier van de parochie en de heerlijkheid Vichte, verklaren naar waarheid dat de Heer Johannes Mussele, onze dorpspastoor, zich dagdagelijks in herbergen en  afspanningen aan uitspattingen te buiten gaat. Van ’s morgens tot ’s avonds bedrinkt hij er zich, in die mate zelfs dat hij zich, compleet beneveld door brandewijn, bier en tabak,  soms niet meer te been kan houden. Daarenboven vertelt de pastoor er aanstotelijke, vulgaire en ronduit onkuise praat. De Heer Mussele stelt zo zonder meer een slecht voorbeeld voor zijn parochianen.  Bovendien is dit onbetamelijk gedrag lang niet de enige zottigheid van onze pastoor.

En dus vervolgen de notabelen hun beklag met een uiteenzetting over de luiheid en wispelturigheid van de dorpspriester:

De Heer Mussele kent tevens geen vaste uren om de mis te vieren of de vespers te doen. Soms gebeurt dat vroeg, soms laat. En vaak houdt hij het alleen bij een snel gelezen kerkdienst. Dat is de reden waarom de parochianen de eucharistie dikwijls verzuimen en geen vespers of catechismusonderricht meer bijwonen. Zaterdag laatstleden was het Sinksen en de pastoor nam zelfs de moeite niet om ’s avonds de mis te doen. Dit veroorzaakte veel ophef in de gemeente. De kerk zat immers al afgeladen vol met parochianen, maar volledig onverwachts en geheel tegen de traditie vond er geen misviering plaats.

Een blik op het doopregister van Vichte staaft alvast het door de baljuw geschetste beeld dat E.H. Mussele in zijn laatste jaren te Vichte geen al te grote ijver aan de dag legde: de laatste doop door de pastoor vond plaats in november 1684, net geen twee jaar voor zijn afzetting.

Ook in het huishouden van de Vichtse zielenherder  was er – althans volgens de Cocq en zijn gevolg – zeker het één en het ander niet pluis.

Ook met zijn meid Catherine Vandemeulebroucke verwekt de Heer Mussele schandaal. Vier jaar geleden is ze immers in zijn woning zwanger geworden en ze heeft het kind ook in de pastorie ter wereld gebracht. Desalniettemin blijft ze ongestoord bij de pastoor inwonen.

In 1682 beviel Catherine inderdaad van een flinke zoon: Jacob. Het parochieregister laat er echter geen twijfel over bestaan dat het een buitenechtelijk kind – of volgens de toen gangbare Latijnse rechtsterm een filius naturalis – betrof.  Maar als vader noteerde de pastoor toch ijlings de naam van ene Jacob Bouckaert. Deze man identificeerde zich met de voormalige baljuw Jacobus “Jacques” Bouckaert – die weliswaar in 1681 kwam te overlijden –  of met diens gelijknamige zoon, geboren in 1654. Ironisch genoeg voegde Mussele eraan toe dat niemand minder dan Frans de Cocq zelf, die nauwe familiebanden met de weduwe Boeckaert had, het peterschap over het kind op zich had genomen. Hoewel er ons hoegenaamd niets over de amoureuze esbattementen van vader en zoon Boeckaert bekend is, rijst toch het vermoeden dat de  Vichtse pastoor zijn toegang tot het doopsregister misbruikt heeft om zijn eigen koekoekskind aan een overledene toe te schrijven. Gezien de nogal ongelukkige vaderkeuze valt het zeker niet uit te sluiten dat het gekrenkte blazoen van de Vichtse baljuws de briefschrijver verder heeft aangestookt.

Maar blijkbaar ergerden toch wel meer dorpelingen zich aan het losbandige gedrag van hun pastoor. Als we de vooraanstaande auteur mogen geloven, voelden velen zich tekort gedaan door Mussele.

Verder melden we dat we regelmatig en van verschillende personen de klacht hebben gehoord dat onze pastoor nauwelijks nog zijn godsdienstige plichten bij de zieken nakomt. Hij laat velen sterven zonder dat ze gebiecht hebben of de laatste sacramenten hebben ontvangen. En als hij het Heilig Oliesel gaat toedienen, dan draagt de pastoor de Heilige Communie gewoon in zijn zak of onder zijn wambuis. Hij heeft overigens nooit een bel, licht of koorhemd bij zodat men niet kan weten of hij de laatste sacramenten bij zich draagt. Zo weten de mensen niet of ze al dan niet eerbiedig moeten knielen.

En dus trekken de notabelen van Vichte een forse conclusie. Hun oordeel is het volgende:

Met zo’n herder is het gewoonweg onmogelijk het zielenheil te verwerven. In plaats van het goede voorbeeld te geven, doet hij helemaal het tegenovergestelde. De heer Mussele heeft hier in Vichte nog zo veel andere buitenissigheden bedreven dat hij hier niet meer thuishoort. Waar men ook gaat of staat, overal horen we niets anders dan schande spreken over deze pastoor.

Om daaraan iets te doen vonden wij het voor ieders heil raadzaam deze verklaring op te stellen, zoals de procedure het voorschrijft. We hebben op deze schriftelijke getuigenis het zegel laten slaan en ze doen ondertekenen door onze griffier op 5 juni 1686.

Handtekening Frans De Cocq met zegel

Voor het dorp betekende het vertrek van pastoor Mussele het sluitstuk van de machtsgreep door baljuw de Cocq. Al sinds 1680 – toen Vichte even (tot 1682) geen heer had – aasde de immer ambitieuze de Cocq op het absolute zeggenschap. Hiertoe streefde hij de meeste uiteenlopende functies en titels na: van griffier, over opperbaljuw, tot heer van Steenbergen en zelfs medebroeder van de Orde van Malta. De Vichtse historicus en kroniekschrijver Leonard Blockeel noteerde niettemin dat omkoping en kuiperijen hierbij niet van de lucht waren. En zo ging Frans de Cocq, de briefschrijver die pastoor Mussele aan de galg praatte, ook zelf niet geheel ongeschonden de geschiedenis in.

Deze ontsluiting is een tweede werkstuk van de terug opstartende Heemkundige Kring de Spinspoele. De oorspronkelijke tekst werd opgediept uit de niet-gepubliceerde archieven van wijlen Leonard Blockeel, Vichtes gekendste vorser, verzamelaar en geschiedkundige.

– RAK, OSAK, 10.954

– TEKST VAN LEONARD BLOCKEEL UIT DE VERTELLER (NIEUWJAAR 1991)

3 Comments to “Trammelant tussen baljuw en pastoor”

  1. Geachte,
    Mijn voorouders Decock zijn afkomstig van Ingooigem en verwanten van Frans de Cocq of de Cock. Mijn vraag is nu of het zegel van Frans de Cocq overeenkomst met het familieschild de Cock, met name: twee gekruiste schuinstaken waarin drie haantjes staan, twee terzijde en één in het schildhoofd. Dat zal waarschijnlijk zo zijn, maar ik had graag een bevestiging gekregen.

    Reply
  2. Francis Van Honacker

    Beste

    Leuk om deze website te ontdekken. Ikzelf stam af van een neef van deze Frans De Cock (Petrus De Cock) via de familie Peers, die kosters waren van Vichte. Ik stam tevens af van de heren van Vichte zelf, via de familie Van Ruymbeke, die kort heren van Oud-Moregem in Wortegem waren.

    Mvg

    Francis Van Honacker

    Reply

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *