Waar komt de naam Pareelstraat vandaan ?
In 1980 was men in de fusiegemeente Anzegem aan een algemene herziening van de straatnamen toe. In de eerste plaats moesten de straatnamen die in meer dan één gemeente voorkwamen onder handen genomen worden. In de regel bleef de meest bewoonde straat haar naam behouden, terwijl de andere straat (straten) een nieuwe naam werd toebedeeld.
Zo bestond in Anzegem de Steenweg op Ingooigem en in Vichte de Ingooigemstraat, Volgens de logica moest de naam ,Steenweg op Ingooigem – in zijn taalkundig correcte versie Ingooigemsesteenweg – behouden blijven en de Ingooigemstraat een nieuwe naam krijgen. Daarbij kwam nog dat het verlengde van de Ingooigemstraat dat op Ingooigems grondgebied lag, Pontweg heette, zoals de rijksweg tussen de grens met Vichte en de Plaats te Ingooigem. Maar met die naam Pontweg was ook al iets aan de hand want zowel te Tiegem als te Kaster bestond er een Pontstraat !
Om een voor ons onbegrijpelijke reden sneuvelden zowel de Steenweg op Ingooigem als de Ingooigemstraat. De naam Ingooigemstraat werd nu gegeven aan de vroegere Ingooigemse Pontweg… ! (Te Tiegem bleef de Pontstraat bestaan.)
Maar keren we terug naar het Ingooigemse stukje Pontweg en de Vichtse Ingooigemstraat die dus aan één naam toe waren. Uitkijkend naar een (historisch) verantwoorde naam, werden de oudste kaarten van de vroegere heerlijkheid Vichte geraadpleegd. Deze kaarten waarop alleen de rente- of cijnsgronden voorkomen zijn prachtig gekleurd en behoren bij een renteboek van de heerlijkheid dat in opdracht van Maarten de la Faille (heer van Vichte 1594-1610) werd gemaakt door de Pieter de Bersaques in 1605. Uit tekst en beeld van dit renteboek bleek dat de hoogte tussen Vichte en Ingooigem “Pareelberch” heette, terwijl een – nu grotendeels verdwenen – landweg het “Pareelstraetken” werd genoemd. Ene “Pareelbeecke” tenslotte vertrok bij de hoeve Gerard Vandendriessche aan de Otegemstraat en vormde de grens tussen Vichte en Otegem en Vichte en Ingooigem, om dan naar het zuiden te stromen en uit te monden bij het pachtgoed op de Plaats te Vichte. Het was dus omzeggens vanzelfsprekend dat dit eeuwenoud toponiem weer levend werd in de “Pareelstraat”.
Wat is nu een pareel ?
Neuzend in Middelnederlandse woordenboeken vonden we dat pareel eigenlijk een vervorming was van prayeel maar daarmee waren we nog niet wijzer. We raadpleegden dan het Middelnederlandsch Handwoordenboek (J. Verdam) en lazen er: prayeel, praeyeel, proyeel, prieel, zelfst. nw., onzijdig.
1. grasveld; boomgaard, bloementuin, lusthof, aangelegde tuin.
2. liefelijk oord, paradijs ; ook op een goddelijk wezen of een heilige toegepast.
Daaruit weten we dat pareel, via prayeel synoniem is van prieel, woord dat nog steeds wordt gebruikt. Was nu in deze omgeving wellicht ergens een stuk grond te vinden dat het prieel (prayeel, pareel) heette?
Wij vonden er geen! Dan maar op zoek in oudere renteboeken. In een renteboek uit 1482 vonden we wat we zochten maar i.p.v. Pareelberch stond er Pierelberch en i.p.v. Pareelbeecke lazen we Prieelbeecke, Misschien had de scribent zich vergist met zijn Pierelberg en moest het Prieelberg zijn ?
Het woord stond echter telkens zo geschreven en de scribent was niemand minder dan de toenmalige koster van Vichte Jan Courtin, die de streek toch wel moest kennen…
Toch zochten we nog verder; we vonden steeds Pierelberch en Pri(h)eelbeecke ; een Prieelstraetje bleek voor 1605 niet bekend ! We lieten dus de pierel voor wat hij was (het woord komt niet voor in een Middelnederlands woordenboek, evenmin als pierelen!) en besloten dat onze “beecke” wel iets met een prieel moest te maken hebben.
En inderdaad, wat leert ons de gravure van “Het Hof van Vichte”, die voorkomt in Sanderus’ Flandria Illustrata uit 1641 ? Buiten de grote wal van het kasteel te Vichte zien we zowel boomgaarden als een lusttuin, alle omringd door grachten die hun water ontvangen van de … Prieelbeecke die dan reeds Pareelbeecke heette. Of om het met een variante op een Vlaams spreekwoord te zeggen: Hoe een beekje vloeien kan.